Categorie: beluistering

  • Is localisatie in mijn stereobeeld voldoende nauwkeurig?

    Deze blog maakt deel uit van een reeks over hoe je je luistersysteem beter leert kennen via gerichte luistertests. Heb je de inleiding gemist? Klik dan hier.

    In de vorige post onderzocht je of je stereobeeld voldoende gecentreerd en breed is.

    Vandaag gaan we een stap verder en testen we hoe nauwkeurig je systeem én gehoor geluiden in het stereobeeld kunnen lokaliseren.

    Ik geef eerst een korte uitleg over wat localisatie precies is, waarom het bij een geluidssysteem net dat tikkeltje complexer is dan in het dagelijks leven, en hoe we dat kunnen testen. Daarna volgen een reeks oefeningen, van makkelijk naar moeilijk — mét een bonus level voor de fijnproevers. ;o)

    Context en uitleg

    Liever meteen aan de slag? Klik hier

    Localisatie is het vermogen van ons gehoor om te bepalen waar een geluid zich bevindt in de ruimte rondom ons.

    In het dagelijks leven zijn dat honderden verschillende fysieke bronnen met elk een unieke plek. Maar bij een geluidssysteem komt al die informatie van twee fysieke bronnen — je speakers of hoofdtelefoon — die samen de illusie creëren van vele virtuele bronnen in een virtuele ruimte. Hoe overtuigend die illusie is, hangt af van hoe nauwkeurig je systeem, je ruimte én de gebruikte mixtechnieken erin slagen om je oren en hersenen te foppen.

    Waarom deze luistertests?

    In deze blog geef ik je oefeningen om de grenzen van je stereobeeld af te tasten. We starten met grote, duidelijke verschillen die op zowat elk goed stereosysteem hoorbaar zijn. Daarna maken we het stap voor stap subtieler, tot we uitkomen bij verschillen die technisch én menselijk nauwelijks nog waarneembaar zijn. Wie de laatste test correct weet te scoren, heeft niet alleen een bijzonder nauwkeurig systeem, maar ook een scherp gehoor.

    Wat is een blinde luistertest?

    Een blinde luistertest is een manier om je oren objectief te laten oordelen, zonder dat je weet wat er verandert. Je hoort een aantal keer een A/B-vergelijking en moet telkens aanduiden of je een verschil merkt en zo ja, welke van de twee anders is. Het elimineert verwachtingsbias en maakt je bevindingen betrouwbaarder.

    Om met zekerheid te zeggen dat iets hoorbaar is, worden er meerdere steekproeven gedaan — idealiter minstens 10 rondes van dezelfde test:

    • 9/10 of meer correct: zeker hoorbaar
    • 6 tot 8/10 correct: mogelijk hoorbaar
    • 5 of lager: niet hoorbaar

    Begin op hoofdtelefoon

    Ben je nog niet vertrouwd met dit soort luistertests? Start dan op hoofdtelefoon. Localisatie is daar eenvoudiger te beoordelen omdat:

    • er geen akoestische invloed van je ruimte is,
    • je oren volledig gescheiden worden van elkaar,
    • en storend omgevingsgeluid grotendeels wegvalt.

    Eens je het daar onder de knie hebt, kun je overstappen naar speakers.

    Aan de slag!

    De luistertests in deze blogpost zijn gemaakt met Panpot van Goodhertz. Dit is een bijzonder handige tool omdat je er vier verschillende panningtechnieken onafhankelijk van elkaar mee kunt toepassen en testen, ideaal om de impact van elk principe afzonderlijk te horen. Meer info vind je op de Goodhertz Panpot website.

    Testopbouw

    Elke test focust op één niveau; van basis LCR panning (100%), tot uiterst nauwkeurig ‘audio god’ panning (3%). Die laatste is extreem uitdagend — ik geef toe: ik hoor dit zelf niet. Misschien jij wel … ?

    Techniek 1: Level Panning

    Dit is de klassieke en meest gebruikte panningtechniek, waarbij het volume van een geluid links en rechts wordt aangepast. Wanneer een geluid luider klinkt in één oor dan in het andere, interpreteren je hersenen dat als een aanwijzing voor richting. Dit is de standaardmethode in vrijwel elke mixer sinds de jaren ’70.

    Doe de test …

    Techniek 2: Delay Panning

    Bij deze techniek wordt een minimale vertraging aangebracht tussen het linker- en rechterkanaal. Minuscule vertragingen vanaf 5 honderdsten van een milliseconden kunnen al de illusie van een verschoven bron creëren.

    Doe de test …

    Techniek 3: Spectral Panning

    Hier verandert de klankkleur afhankelijk van de panpositie. In de natuur dempt je hoofd de hoge frequenties van geluiden die van links of rechts komen. Spectral panning imiteert dit door hogere frequenties te versterken in de panrichting en te verzwakken aan de andere kant.

    Doe de test …

    Techniek 4: Phase Panning

    De meest ongebruikelijke techniek. Hierbij wordt een constante faseverschuiving toegepast tussen links en rechts. Net als bij delay panning verandert de balans in volume niet, maar wel het tijdsverloop van het signaal.

    Doe de test …

    What’s next?

    In de volgende blogpost leg ik de focus op het frequentiebereik van je systeem. Is je set-up écht full range? Welke frequenties hoor je goed, welke minder? En hoe kun je dat eenvoudig testen zonder meetapparatuur?

    Zoals altijd: deze reeks is ontstaan uit vragen van lezers, cursisten en klanten. Heb je zelf een vraag, idee of suggestie? Laat het gerust weten via de website — groot of klein, eenvoudig of complex, alles is welkom. Ik werk er graag een volgende blogpost rond uit. Bring it on!

  • Klinkt mijn stereobeeld voldoende gecentreerd en breed?

    Het korte antwoord

    Een stabiel stereobeeld heeft een gecentreerd phantom center en een sound stage die symmetrisch rond je luisterplek verdeeld is. Met een paar simpele luistertests check je of het stereobeeld compact blijft in het midden en breed genoeg uitloopt zonder te splitsen. Zo weet je of je speakers, opstelling en ruimte goed samenwerken.

    Het lange antwoord

    Een betrouwbaar stereosysteem geeft je als luisteraar een eerlijk, stabiel en voorspelbaar klankbeeld. Daarbij is het onder meer belangrijk dat:

    • Het phantom center (de denkbeeldige geluidsbron in het midden) exact samenvalt met het fysieke midden tussen je speakers.
    • De sound stage (de breedte van het stereobeeld) mooi symmetrisch verdeeld is rond je luisterpositie, en voldoende breed aanvoelt zonder te gaan ‘splitsen’ in het midden.

    Om dat te beoordelen, kun je met een paar eenvoudige luistertests verrassend veel leren over je systeem én je ruimte.

    “Komt het phantom center overeen met het fysieke midden?”

    Test 1 van 4:
    Neem een track met een zeer duidelijk gecentreerde stem of solo-instrument. Sluit je ogen, speel de track af en wijs met één vinger de plek aan waar de bron vandaan lijkt te komen.

    Wat verwacht je?
    Open je ogen en kijk waar je vinger wijst. Staat die exact tussen je twee speakers? Dan is dat een goede indicatie dat je stereobeeld netjes gecentreerd is. Wijkt het hoorbare midden af van het fysieke midden? Dan is je speakeropstelling mogelijk niet optimaal symmetrisch, of beïnvloedt de ruimte de balans.

    “Klinkt de sound stage symmetrisch verdeeld rond de speakers?”

    Test 2 van 4:
    Sluit je ogen en wijs met je linkerhand het meest linkse geluid aan dat je hoort, en met je rechterhand het meest rechtse.

    Wat verwacht je?
    Open je ogen en bekijk de hoek tussen je handen. Komt die ongeveer overeen met de fysieke positie van je speakers? Dan zit je goed. Wijzen je handen zelfs iets breder dan je speakers? Dat is vaak een prima teken: je systeem weet de ruimte optisch te overstijgen, zonder dat het midden uit elkaar valt.

    “Klinkt het phantom center voldoende compact?”

    Test 3 van 4:
    Sluit je ogen en ‘pak’ het phantom center met beide handen, alsof je een onzichtbare bal voor je probeert te grijpen.

    Wat verwacht je?
    Hoe groot voelt die bal aan? Een compact phantom center — iets tussen een tennisbal en een basketbal — wijst op een precies en gefocust stereobeeld. Hoe kleiner en strakker de plek waar die denkbeeldige bron zich bevindt, hoe makkelijker je later instrumenten netjes een plek kunt geven in je mix.

    Let op: Een té scherp stereobeeld kan in de creatieve fase ook afleidend werken. Verlies je je makkelijk in details? Dan is een iets minder nauwkeurig stereobeeld (bijvoorbeeld ter grootte van een strandbal) soms comfortabeler om mee te werken.

    “Klinkt de sound stage voldoende breed, zonder dat het midden splitst?”

    Test 4 van 4:
    Sluit je ogen en luister aandachtig. Schakel af en toe tussen MONO en STEREO. Verplaats je luisterpositie langzaam naar voren en herhaal de luisteroefening. Ga steeds verder, tot je hoofd zich zelfs tussen de speakers bevindt. Daarna schuif je je luisterpositie achterwaarts, tot net achter je normale plek — en verder naar achter, tot tegen de muur. Zorg dat je telkens op gelijke afstand van beide speakers blijft.

    Wat verwacht je?
    Je zou steeds een duidelijk verschil moeten horen tussen mono en stereo. In mono klinkt alles merkelijk ‘smaller’, in stereo duidelijk ‘breder’.

    • Ga je te ver naar voren? Dan splitst het klankbeeld in twee en klinkt alles àltijd breed, ongeacht mono of stereo.
    • Ga je te ver naar achteren? Dan smelten mono en stereo samen tot (bijna) even smal.

    De optimale positie zit ergens tussen deze twee uitersten.

    Persoonlijke voorkeur:
    De klassieke aanpak is de ‘gelijkzijdige driehoek’: de afstand tussen jezelf en elke speaker is gelijk aan de afstand tussen de speakers onderling. Dat is een prima vertrekpunt, maar geen absolute regel. Sommige oren houden van een compact stereobeeld, anderen van een breed uitgesmeerde sound stage. Elk systeem, elke ruimte (en elke luisteraar) is anders — dus voel je vrij om daarvan af te wijken naar eigen smaak en ervaring.

    Let op: Een té breed stereobeeld gaat gepaard met een verzwakt center. Merk je dat je elementen in het midden van je mix vaak te luid zet? Dan zou het kunnen dat je setup te wijd staat.

  • Heeft een subwoofer zin in een kleine studio?

    Het korte antwoord

    Ja, in veel gevallen maakt een aparte speaker voor frequenties <100 Hz je systeem completer en betrouwbaarder. Omdat hij strategisch geplaatst kan worden voor een egale basweergave, zonder negatieve invloed op je stereobeeld.

    Het lange antwoord

    Een goed studiomonitoringsysteem heeft drie basiskenmerken:

    • Een helder, nauwkeurig stereobeeld — het vermogen om subtiele verschillen in level, timing en klankkleur accuraat weer te geven. (Meer daarover lees je in [deze blogpost](link naar jouw andere blog))
    • Een full-range frequentieweergave — traditioneel van 20 Hz tot 20 kHz.
    • Voldoende output zonder hoorbare vervorming.
      Benieuwd hoe vervorming klinkt? Check eens deze luistertests.

    Waarom is dat lastig in een kleine ruimte?
    Een luistersysteem bestaat uit speakers én ruimte. In kleinere ruimtes (minder dan 7 à 8 meter in lengte, breedte of hoogte) krijg je typisch zeer hoorbare verkleuring onder ongeveer 400 Hz. Aanzienlijke boosts en diepe cuts, vaak zelfs verschillend voor je linker- en rechter speaker. Dit kan een helder stereobeeld met nauwkeurige localisatie flink in de weg staan.

    Wat kan je daartegen doen?
    Room correction systemen zoals bijvoorbeeld Sonarworks Reference, IK Multimedia ARC, Dirac Live of Trinnov helpen om afwijkingen tot pakweg 9 dB bij te sturen. Maar sommige putten, vaak veroorzaakt door kamerresonanties (staande golven en dat soort), krijg je met alle EQ van de wereld niet gevuld. Het geluid blijft zichzelf als het ware opeten.

    Speakers verplaatsen kan sommige dips ook oplossen, maar tast vaak je stereobeeld aan — een eindeloze wisselwerking waar je moeilijk uit raakt zonder een aparte subwoofer.

    Waarom helpt een subwoofer?
    Een sub laat je toe:

    • Je main monitors optimaal te positioneren voor stereobeeld.
    • De subwoofer apart te plaatsen op de plek waar het laag in jouw ruimte het egaalst klinkt.

    Door het diepe laag uit je hoofdmonitors te halen, verbeteren ze vaak zelfs hun prestaties in het midden en hoog. Zeker bij betaalbare monitors is dit vaak heel hoorbaar: minder vervorming, meer detail.

    Conclusie van het verhaal:
    Wil je betrouwbaar laag, zonder in te boeten aan stereobeeld? Dan is een subwoofer vast een slimme investering.

    Sommige pro luistersystemen werken zelfs met twee of vier (kleinere) subwoofers, strategisch geplaatst en afgestemd om in zowat elke kamer een perfect egaal laag te verkrijgen over een brede sweetspot.

  • Wat is het optimale luisterniveau tijdens het mixen?

    Het korte antwoord

    Het optimale luisterniveau is veilig én constant. Niet luider dan 85 dBA per dagdosis. De EBU adviseert 73 dBC per speaker als basisniveau. Luidere niveaus? Op eigen risico.

    Het lange antwoord

    De gevoeligheid van ons gehoor verandert drastisch bij hogere of lagere luistervolumes. Dit fenomeen is uitgebreid onderzocht en uiteindelijk gestandaardiseerd in ISO 226.

    De algemene trend? Ons gehoor is minder gevoelig voor lage tonen dan voor midden- en hoge tonen. Dit verschil in gevoeligheid verkleint naarmate het volume stijgt.

    Daarom loont het om je mix (af en toe) te checken op hetzelfde volume en systeem als de consument. Dit is extra belangrijk bij omgevingen met uitzonderlijk hoge volumes, zoals in clubs of cinema. Maar pas op: hoge volumes brengen hoge risico’s met zich mee.

    Veiligheid en gehoorbescherming

    Te luid luisteren is niet alleen vermoeiend, maar kan ook permanente gehoorschade veroorzaken. De Belgische wetgeving rond veiligheid op het werk legt hieromtrent duidelijke grenzen vast:

    • Vanaf 85 dBA is gehoorbescherming verplicht.
    • Vanaf 90 dBA moet het werk onmiddellijk worden gestaakt vanwege het hoge risico op permanente gehoorschade.
    • De maximale blootstellingsduur neemt exponentieel af naarmate het volume stijgt:
      • 80 dBA → max. 8 uur per dag
      • 95 dBA → max. 15 minuten per dag

    Dit geldt niet alleen voor drilboren en graafmachines. Ook voor mixwerk is een veilig referentieniveau essentieel.

    Het EBU aanbevolen referentieniveau

    Voor professioneel mixwerk adviseert de EBU (European Broadcasting Union) een referentieniveau van 73 dBC per speaker. Dit staat beschreven in EBU richtlijn 3343 en vormt een compromis tussen een realistische frequentieweergave en veilig luisteren.

    Om je speakers volgens deze richtlijn te kalibreren, gebruik je roze ruis (500 tot 2000 Hz) op -18 dBFS. Dit testsignaal kan je hier downloaden. Voor het gemak heb ik het ook iets verderop in deze blog toegevoegd.

    Zelf je referentie luisterniveau inregelen

    Wat heb je nodig?

    ✔ Een dB-meter met C-weging en slow-tijdsweging.
    ✔ Correct geplaatste speakers. (Meer info vind je hier)
    ✔ Stukjes tape en een permanente stift met fijne punt

    Stap 1 : Markeer een referentie-nulpunt op je volumeknop

    Je luistersysteem heeft vast een centrale volumeknop waarmee je de luidheid regelt. We kiezen een arbitrair referentiepunt—bijvoorbeeld op twee derde of de helft van de maximale stand. Markeer dit punt met een stukje tape en stift.

    Stap 2 : Start de meting

    Zet alle speakers uit, behalve één. Zet vervolgens je dB-meter op C-weging en slow-response, en positioneer hem op je luisterpositie. Speel het EBU testsignaal af en meet de geluidsdruk op de luisterpositie, op oorhoogte.

    Stap 3 : Pas het volume van de actieve speaker aan

    Verhoog of verlaag het volume op de speaker zelf tot de dB-meter precies 73 dBC aangeeft. Het verschil tussen speakers mag nooit groter zijn dan 1 dBC (bij voorkeur max. 0,5 dB).

    Stap 4 : Herhaal het proces voor alle speakers

    Schakel de actieve speaker terug uit, en zet de volgende aan. Herhaal nu stap 2 en 3 voor alle speakers in je setup.

    What’s next?

    Een correcte opstelling en een stabiel referentieniveau vormen de basis – het water en brood van je studio.

    In een volgende fase duiken we dieper en zoeken we de grenzen op van ons systeem. Met als einddoel om een beluistering te creëren die we nooit in vraag hoeven te stellen, waardoor we ongehinderd intuïtief kunnen creëren in een zalige flow.

  • Heb ik mijn luidsprekers correct opgesteld?

    Stereo beluistering is een goocheltruc. Ons gehoor krijgt de illusie dat er tientallen geluidsbronnen naast en achter elkaar staan, terwijl er in werkelijkheid slechts twee luidsprekers spelen. Dit effect werkt alleen als alle onderdelen van het systeem correct samenwerken. Het succes begint bij een correcte opstelling.

    Ter verduidelijking: Deze blogpost gaat uit van een klassieke stereo-opstelling met twee luidsprekers. Laat het me gerust weten als jouw opstelling anders is. Dan schrijf ik daar ook een blogpostje over.

    Check 1 van 3 – Zijn de speaker correct aangesloten aan links en rechts?

    Als links en rechts verwisseld zijn, is je stereobeeld meteen verkeerd. Panning klopt niet meer, en instrumenten staan niet waar ze horen. Laten we dus beginnen met ervoor te zorgen dat links echt links is en rechts echt rechts.

    Dit kan je eenvoudig testen met de drie volgende klankfragmenten: Het eerste moet alleen uit de linker speaker klinken, het tweede alleen uit de rechter en het derde uit beide tegelijk. In een correct systeem klinkt die laatste alsof het uit een denkbeeldige middelste speaker komt, ergens midden tussen beide echte luidsprekers in.

    Check 2 van 3 – Is de polariteit van de bekabeling zonder fout?

    Bij het maken van kabels kan er al eens iets mislopen met de pin-connecties. Daarom controleren we de polariteit van onze beluistering. Voor absolute polariteit is ons gehoor trouwens niet gevoelig, zolang links en rechts maar hetzelfde zijn.

    Volgende luisterfragmenten hebben een correcte polariteit en zouden dus gewoon normaal moeten klinken, alsof ze uit het midden van je stereobeeld komen.

    Hieronder staan dezelfde fragmenten nogmaals, deze keer met een mismatch in polariteit tussen links en rechts. Dit zou heel vreemd moeten klinken. Een beetje moeilijk te omschrijven, maar voor mij klinkt het ‘binnenstebuiten’. Alsof je beide oren naar verschillende kanten worden getrokken.

    Klonk het voor jou net omgekeerd? Dan is er mogelijks iets mis met je bekabeling.

    Check 3 van 3 – Staan de speakers correct opgesteld in de ruimte?

    Voor een betrouwbaar stereobeeld is een correcte opstelling essentieel. Kies een referentiepunt centraal voor je werkstation, haal een rolmeter of lasermeter erbij en volg de instructies in de handleiding van je speakers. De hoogte van de luidsprekers kan je meestal best makkelijk tot binnen een centimeter gelijk krijgen. De afstand tussen speakers onderling en de luisterpositie is wat moeilijker. Maak je hier vooral niet druk om een centimeter meer of minder.

    What’s next?

    Na deze drie checks ben je alvast gespaard van de grootste blunders. In de volgende stappen willen we er natuurlijk ook alles aan doen dat het systeem optimaal zijn werk doet. Dat we ons niet hoeven af te vragen of wat we horen eerlijk en volledig genoeg is. De eerstvolgende stap hiertoe is het kalibreren van een referentie luisterniveau.

  • Hoe vind ik de beste luisterpositie in mijn ruimte?

    Het korte antwoord

    De beste luisterplek bepaal je niet met een vaste formule, maar door te luisteren naar hoe de bas zich in je ruimte gedraagt. De Bass Hunter Technique van Jesco (Acoustics Insider) helpt je stap-voor-stap om precies die plek te vinden in jouw ruimte.

    Het lange antwoord

    Luisteren is cruciaal. Alle technische snufjes ten spijt kan alleen het menselijke oor de ware kwaliteit van klank beoordelen. Wat we wel kunnen doen, is omstandigheden creëren waarin dat oor optimaal zijn ‘magic’ kan loslaten. Er zijn drie elementen die de betrouwbaarheid van je beluistering bepalen – en het kiezen van een optimale luisterplek is de eerste en wellicht belangrijkste.

    Omdat de rollen van artiest, producer en mixer tegenwoordig vaak door elkaar lopen, is betrouwbare beluistering voor iedereen van groot belang. Uitgaande van een bepaalde set speakers, een vaste ruimte en (althans voorlopig) een bestaande akoestiek, blijft één ding nog in jouw macht: de keuze van je luisterpositie.

    Wat ik zou afraden

    Too good to be true.

    Een vaak geciteerde techniek is de zogenaamde 38%-regel, een theoretisch model dat stelt dat de ideale luisterpositie zich op 38% van de lengte van de kamer bevindt. Simpel? Ja. Maar ook misleidend want in de praktijk blijkt deze regel vaak niet te kloppen. De ruimte zelf bepaalt wat werkt, niet een vaste formule.

    Wat ik zou aanraden

    It’s all about the bass!

    Kies je luisterpositie op basis van hoe de lage frequenties zich in jouw ruimte gedragen. Niet een theoretische kamer, maar jouw specifieke plek. Zo leg je een solide basis voor alles wat volgt.

    Collega akoestisch adviseur Jesco van Acoustics Insider heeft een concreet stappenplan uitgewerkt, waarmee je het beste kan halen uit elke ruimte. ik herhaal: élke ruimte. In een notendop komt het hier op neer:

    • Stap 1: Zet één speaker – zeker geen twee – in een hoek van de kamer, op de grond, met de voorkant gericht naar het midden van de ruimte.
    • Stap 2: Speel muziek met een stabiele, melodische baslijn en een duidelijke kickdrum af.
    • Stap 3: Beweeg door de kamer en zoek de plek waar de bas het meest gebalanceerd klinkt – geen noot springt eruit, geen noot verdwijnt, en de kickdrum is tegelijk diep en punchy. Kies bij voorkeur een plek langs de middellijn van de kamer. Symmetrie in de opstelling van je speakers helpt daarbij ook enorm. Zit je neer om te werken, doe dit dan zittend op een stoel met wieltjes. Ga je staand werken, doe dit dan staande.

    Door je luisterpositie op deze manier te bepalen, zorg je ervoor dat elke volgende stap – van de speakerplaatsing tot aan de akoestische behandeling – optimaal rendeert. Je geeft jezelf zo een flinke voorsprong richting een betrouwbare beluistering. Voor de volledige stap-voor-stap instructies verwijs ik je graag door naar de pdf “Bass Hunter Technique” van Jesco, gratis te verkrijgen via zijn website.

  • Waarom klinkt mijn mix thuis wel goed, en ergens anders niet?

    het korte antwoord

    Wat je hoort is niet per se wat er zich in je DAW afspeelt. Het wordt gevormd – en vervormd – door een hele keten van factoren. Door de belangrijkstje stukken te optimaliseren, creëer je een betrouwbaardere beluistering. Zo maak je sneller betere keuzes, en zal je werk ook elders veel beter overeind blijven.

    het lange antwoord

    Mixen is een creatief proces: een cyclus van luisteren, beoordelen, aanpassen en opnieuw luisteren. Het staat of valt dus met wat je hoort. Maar de keten tussen je DAW en je oren is lang en zit vol valkuilen. Elke schakel kan het geluid verbuigen – soms subtiel, soms verrassend drastisch. What you hear is not always what you get!

    ‘mix translation’ – hoe goed je mix overeind blijft op andere systemen en in andere ruimtes. Het zal altijd een beetje anders klinken, maar de essentie en emotionele impact moeten behouden blijven.

    Om niet te verdrinken in details, beginnen we bij de drie hoofdverdachten – de grootste influencers als het gaat om betrouwbare beluistering:

    1. Luisterpositie – Waar bevind je je in de ruimte?
    2. Speakerkeuze – Waar zijn je speakers wel en niet toe in staat?
    3. Speakerplaatsing – Hoe en waar zet je je speakers neer?

    Zorg je goed voor deze drie, dan is de kans groot dat je mixen ook op andere systemen overeind blijven. Daarmee heb je het fundament gelegd. What’s next?

    ‘sweetspot’ – de zone(s) in je studio waar de weergave het meest accuraat en eerlijk is. Alleen in deze zone kun je écht horen wat je mix doet en wat het effect is van je aanpassingen.

    Je hebt vast gemerkt dat de sweetspot die je creëert met alleen luisterpositie, speakerkeuze en speakerplaatsing vrij klein is. Zodra je je iets verplaatst – om een glas te pakken of een synthriffje in te spelen – lijkt het geluid te verschuiven en veranderen. Daarnaast merk je dat de resolutie van wat je hoort nog geen detailwerk toelaat. Alleen de grote, drastische aanpassingen in EQ, compressie of panning zijn duidelijk hoorbaar. Alsof je bij de oogarts bent en alleen de grootste letters op de kaart moeiteloos kunt lezen. De rest? Dat kan net zo goed een o, een d of een p zijn.

    Dit is waar akoestische behandeling het verschil kan maken. Door reflecties en resonanties gericht aan te pakken, wordt het steeds makkelijker om ook de ‘kleinere lettertjes’ in je mix te onderscheiden. Beslissingen voelen natuurlijker, je vertrouwen groeit en de creatieve flow blijft stromen. Geen twijfel, geen frustratie – gewoon heerlijk viben en jezelf verliezen in het proces.

  • Maakt het uit of ik mijn speakers horizontaal of verticaal opstel?


    Het korte antwoord

    Ja, het maakt uit. Maar niet veel.


    Het lange antwoord

    Wie luistert naar een set speakers om bronmateriaal inhoudelijk of technisch te beoordelen is gebaat bij een zo eerlijk mogelijke weergave. Het hele circus aan speaker design, optimale plaatsing en akoestische behandeling van de luisteromgeving heeft als doel om de hoeveelheid vervorming tot het absolute mogelijke minimum te beperken. Dus, ben je een eerder ‘casual’ recreatieve luisteraar, en ben je van plan om rond te lopen tijdens het luisteren, dan maakt precieze plaatsing en oriëntarie nog amper uit.

    Voor kritisch en analytisch luisteren daarentegen, is het andere koek. Sowieso kan je objectieve beluistering enkel beleve’ in de sweetspot: dé plek of zone in de ruimte waar het klankbeeld werd geoptimaliseerd voor minimale vervorming van spectrum, articulatie en stereobeeld. De mate van bewegingsvrijheid die je hebt, zonder afbreuk van dit ideaal, hangt onder meer af van het spreidingspatroon van je speakers.

    Neem bijvoorbeeld de Neumann KH120 II:

    Deze speakers zijn ontworpen voor een verticale opstelling. De horizontale spreiding laat zien dat je tot 40° naar links of rechts kunt bewegen zonder dat de klankkleur merkbaar verandert. Maar als je verticaal beweegt – door je knieën zakt of op je tenen gaat staan – is dat een ander verhaal. Vanaf 20° off-center krijg je een hoorbare terugval net onder 2 kHz.

    Daartegenover staan speakers zoals de Genelec 8331A:

    Hier maakt het veel minder uit of je ze verticaal of horizontaal opstelt. Hun spreidingsdiagram laat zien dat de klankkleur in alle richtingen stabiel blijft tot 45° off-axis.

    Dus ja, er is technisch gezien een verschil tussen horizontale en verticale opstelling. De vraag is niet of het invloed heeft, maar hoeveel invloed het heeft – en of dat in de praktijk hoorbaar is.

    Conclusie

    Wil je een setup voor kritische beluistering, beweeg je vaak tijdens het luisteren én wil je je speakers horizontaal opstellen? Dan is het slim om extra aandacht te besteden aan het spreidingspatroon van de speakers die je kiest.

    Voor alle andere situaties? Valt best mee. 😎

  • Wat kun je doen wanneer meubelstukken meeratelen met de muziek?


    Het korte antwoord

    De beste oplossing is om ze uit de ruimte te verwijderen of te vervangen door een alternatief dat niet rammelt. Als dat niet mogelijk of wenselijk is, kun je ze bekleden met ontdreuningsmaterialen.


    Het lange antwoord

    Geluid is energie: een kettingreactie die zich voortplant door elk materiaal dat het tegenkomt. En dat is niet beperkt tot lucht, maar geldt ook voor vaste stoffen – ja, inclusief je inrichting en meubilair. In het ideale geval blijft alles stil, maar de werkelijkheid is dat alles wat trilt ook geluid produceert.

    Als iets hoorbaar meetrilt in je ruimte, kan dat enorm afleiden. Hoe sterk een object meetrilt, hangt af van de fysieke eigenschappen (zoals stijfheid, massa en dikte) en de frequentie van de geluidsgolf. Door één of meer van deze factoren te veranderen, kun je de trilling beïnvloeden.

    Wat is ontdreuning?

    Ontdreuning betekent het tegengaan van ongewenste trillingen en bijgeluiden. Een herkenbaar voorbeeld? Kijk eens naar je keuken: veel stalen gootstenen zijn voorzien van een ontdreuningsplaatje aan de onderkant, precies onder de waterstraal. Dat plaatje dempt het geluid van kletterend water, zodat het een stuk minder storend klinkt.

    In je studio of luisterruimte werkt het principe precies hetzelfde. Als je de boosdoener niet kunt verwijderen of vervangen, kun je de trillende oppervlakken aanpakken met ontdreuningsmateriaal zoals:

    Het jachtseizoen is geopend

    Heb je last van een bibberende inboedel? Hoog tijd om op jacht te gaan! Hier is een praktische aanpak om die rammelaars te ontmaskeren:

    1. Zet je luidsprekers op een normaal volume – of misschien net ietsje harder.
    2. Gebruik een sinusgolf-toongenerator en ga langzaam door het lage en laagmidden frequentiegebied.
    3. Hoor je iets meetrillen? Laat de frequentie staan en zoek op gehoor de schuldige, alsof je een spelletje “Warmer-Kouder” speelt.
    4. Denk je de boosdoener gevonden te hebben? Leg je vingertoppen licht op het object. Je zou de trilling moeten voelen, en het geluid zou zachter of zelfs helemaal weg moeten zijn.
    5. Herhaal dit proces tot je alle trillende elementen hebt opgespoord.

    Conclusie

    Heb je rammelende spullen in je ruimte die je niet kunt verwijderen? Geen paniek. Met ontdreuningsmateriaal kun je de niet-zichtbare oppervlakken bekleden tot de trillingen verdwijnen. Zo houd je de focus op wat echt telt: je muziek.