Tag: monitoring

  • Is localisatie in mijn stereobeeld voldoende nauwkeurig?

    Deze blog maakt deel uit van een reeks over hoe je je luistersysteem beter leert kennen via gerichte luistertests. Heb je de inleiding gemist? Klik dan hier.

    In de vorige post onderzocht je of je stereobeeld voldoende gecentreerd en breed is.

    Vandaag gaan we een stap verder en testen we hoe nauwkeurig je systeem én gehoor geluiden in het stereobeeld kunnen lokaliseren.

    Ik geef eerst een korte uitleg over wat localisatie precies is, waarom het bij een geluidssysteem net dat tikkeltje complexer is dan in het dagelijks leven, en hoe we dat kunnen testen. Daarna volgen een reeks oefeningen, van makkelijk naar moeilijk — mét een bonus level voor de fijnproevers. ;o)

    Context en uitleg

    Liever meteen aan de slag? Klik hier

    Localisatie is het vermogen van ons gehoor om te bepalen waar een geluid zich bevindt in de ruimte rondom ons.

    In het dagelijks leven zijn dat honderden verschillende fysieke bronnen met elk een unieke plek. Maar bij een geluidssysteem komt al die informatie van twee fysieke bronnen — je speakers of hoofdtelefoon — die samen de illusie creëren van vele virtuele bronnen in een virtuele ruimte. Hoe overtuigend die illusie is, hangt af van hoe nauwkeurig je systeem, je ruimte én de gebruikte mixtechnieken erin slagen om je oren en hersenen te foppen.

    Waarom deze luistertests?

    In deze blog geef ik je oefeningen om de grenzen van je stereobeeld af te tasten. We starten met grote, duidelijke verschillen die op zowat elk goed stereosysteem hoorbaar zijn. Daarna maken we het stap voor stap subtieler, tot we uitkomen bij verschillen die technisch én menselijk nauwelijks nog waarneembaar zijn. Wie de laatste test correct weet te scoren, heeft niet alleen een bijzonder nauwkeurig systeem, maar ook een scherp gehoor.

    Wat is een blinde luistertest?

    Een blinde luistertest is een manier om je oren objectief te laten oordelen, zonder dat je weet wat er verandert. Je hoort een aantal keer een A/B-vergelijking en moet telkens aanduiden of je een verschil merkt en zo ja, welke van de twee anders is. Het elimineert verwachtingsbias en maakt je bevindingen betrouwbaarder.

    Om met zekerheid te zeggen dat iets hoorbaar is, worden er meerdere steekproeven gedaan — idealiter minstens 10 rondes van dezelfde test:

    • 9/10 of meer correct: zeker hoorbaar
    • 6 tot 8/10 correct: mogelijk hoorbaar
    • 5 of lager: niet hoorbaar

    Begin op hoofdtelefoon

    Ben je nog niet vertrouwd met dit soort luistertests? Start dan op hoofdtelefoon. Localisatie is daar eenvoudiger te beoordelen omdat:

    • er geen akoestische invloed van je ruimte is,
    • je oren volledig gescheiden worden van elkaar,
    • en storend omgevingsgeluid grotendeels wegvalt.

    Eens je het daar onder de knie hebt, kun je overstappen naar speakers.

    Aan de slag!

    De luistertests in deze blogpost zijn gemaakt met Panpot van Goodhertz. Dit is een bijzonder handige tool omdat je er vier verschillende panningtechnieken onafhankelijk van elkaar mee kunt toepassen en testen, ideaal om de impact van elk principe afzonderlijk te horen. Meer info vind je op de Goodhertz Panpot website.

    Testopbouw

    Elke test focust op één niveau; van basis LCR panning (100%), tot uiterst nauwkeurig ‘audio god’ panning (3%). Die laatste is extreem uitdagend — ik geef toe: ik hoor dit zelf niet. Misschien jij wel … ?

    Techniek 1: Level Panning

    Dit is de klassieke en meest gebruikte panningtechniek, waarbij het volume van een geluid links en rechts wordt aangepast. Wanneer een geluid luider klinkt in één oor dan in het andere, interpreteren je hersenen dat als een aanwijzing voor richting. Dit is de standaardmethode in vrijwel elke mixer sinds de jaren ’70.

    Doe de test …

    Techniek 2: Delay Panning

    Bij deze techniek wordt een minimale vertraging aangebracht tussen het linker- en rechterkanaal. Minuscule vertragingen vanaf 5 honderdsten van een milliseconden kunnen al de illusie van een verschoven bron creëren.

    Doe de test …

    Techniek 3: Spectral Panning

    Hier verandert de klankkleur afhankelijk van de panpositie. In de natuur dempt je hoofd de hoge frequenties van geluiden die van links of rechts komen. Spectral panning imiteert dit door hogere frequenties te versterken in de panrichting en te verzwakken aan de andere kant.

    Doe de test …

    Techniek 4: Phase Panning

    De meest ongebruikelijke techniek. Hierbij wordt een constante faseverschuiving toegepast tussen links en rechts. Net als bij delay panning verandert de balans in volume niet, maar wel het tijdsverloop van het signaal.

    Doe de test …

    What’s next?

    In de volgende blogpost leg ik de focus op het frequentiebereik van je systeem. Is je set-up écht full range? Welke frequenties hoor je goed, welke minder? En hoe kun je dat eenvoudig testen zonder meetapparatuur?

    Zoals altijd: deze reeks is ontstaan uit vragen van lezers, cursisten en klanten. Heb je zelf een vraag, idee of suggestie? Laat het gerust weten via de website — groot of klein, eenvoudig of complex, alles is welkom. Ik werk er graag een volgende blogpost rond uit. Bring it on!

  • Klinkt mijn stereobeeld voldoende gecentreerd en breed?

    Het korte antwoord

    Een stabiel stereobeeld heeft een gecentreerd phantom center en een sound stage die symmetrisch rond je luisterplek verdeeld is. Met een paar simpele luistertests check je of het stereobeeld compact blijft in het midden en breed genoeg uitloopt zonder te splitsen. Zo weet je of je speakers, opstelling en ruimte goed samenwerken.

    Het lange antwoord

    Een betrouwbaar stereosysteem geeft je als luisteraar een eerlijk, stabiel en voorspelbaar klankbeeld. Daarbij is het onder meer belangrijk dat:

    • Het phantom center (de denkbeeldige geluidsbron in het midden) exact samenvalt met het fysieke midden tussen je speakers.
    • De sound stage (de breedte van het stereobeeld) mooi symmetrisch verdeeld is rond je luisterpositie, en voldoende breed aanvoelt zonder te gaan ‘splitsen’ in het midden.

    Om dat te beoordelen, kun je met een paar eenvoudige luistertests verrassend veel leren over je systeem én je ruimte.

    “Komt het phantom center overeen met het fysieke midden?”

    Test 1 van 4:
    Neem een track met een zeer duidelijk gecentreerde stem of solo-instrument. Sluit je ogen, speel de track af en wijs met één vinger de plek aan waar de bron vandaan lijkt te komen.

    Wat verwacht je?
    Open je ogen en kijk waar je vinger wijst. Staat die exact tussen je twee speakers? Dan is dat een goede indicatie dat je stereobeeld netjes gecentreerd is. Wijkt het hoorbare midden af van het fysieke midden? Dan is je speakeropstelling mogelijk niet optimaal symmetrisch, of beïnvloedt de ruimte de balans.

    “Klinkt de sound stage symmetrisch verdeeld rond de speakers?”

    Test 2 van 4:
    Sluit je ogen en wijs met je linkerhand het meest linkse geluid aan dat je hoort, en met je rechterhand het meest rechtse.

    Wat verwacht je?
    Open je ogen en bekijk de hoek tussen je handen. Komt die ongeveer overeen met de fysieke positie van je speakers? Dan zit je goed. Wijzen je handen zelfs iets breder dan je speakers? Dat is vaak een prima teken: je systeem weet de ruimte optisch te overstijgen, zonder dat het midden uit elkaar valt.

    “Klinkt het phantom center voldoende compact?”

    Test 3 van 4:
    Sluit je ogen en ‘pak’ het phantom center met beide handen, alsof je een onzichtbare bal voor je probeert te grijpen.

    Wat verwacht je?
    Hoe groot voelt die bal aan? Een compact phantom center — iets tussen een tennisbal en een basketbal — wijst op een precies en gefocust stereobeeld. Hoe kleiner en strakker de plek waar die denkbeeldige bron zich bevindt, hoe makkelijker je later instrumenten netjes een plek kunt geven in je mix.

    Let op: Een té scherp stereobeeld kan in de creatieve fase ook afleidend werken. Verlies je je makkelijk in details? Dan is een iets minder nauwkeurig stereobeeld (bijvoorbeeld ter grootte van een strandbal) soms comfortabeler om mee te werken.

    “Klinkt de sound stage voldoende breed, zonder dat het midden splitst?”

    Test 4 van 4:
    Sluit je ogen en luister aandachtig. Schakel af en toe tussen MONO en STEREO. Verplaats je luisterpositie langzaam naar voren en herhaal de luisteroefening. Ga steeds verder, tot je hoofd zich zelfs tussen de speakers bevindt. Daarna schuif je je luisterpositie achterwaarts, tot net achter je normale plek — en verder naar achter, tot tegen de muur. Zorg dat je telkens op gelijke afstand van beide speakers blijft.

    Wat verwacht je?
    Je zou steeds een duidelijk verschil moeten horen tussen mono en stereo. In mono klinkt alles merkelijk ‘smaller’, in stereo duidelijk ‘breder’.

    • Ga je te ver naar voren? Dan splitst het klankbeeld in twee en klinkt alles àltijd breed, ongeacht mono of stereo.
    • Ga je te ver naar achteren? Dan smelten mono en stereo samen tot (bijna) even smal.

    De optimale positie zit ergens tussen deze twee uitersten.

    Persoonlijke voorkeur:
    De klassieke aanpak is de ‘gelijkzijdige driehoek’: de afstand tussen jezelf en elke speaker is gelijk aan de afstand tussen de speakers onderling. Dat is een prima vertrekpunt, maar geen absolute regel. Sommige oren houden van een compact stereobeeld, anderen van een breed uitgesmeerde sound stage. Elk systeem, elke ruimte (en elke luisteraar) is anders — dus voel je vrij om daarvan af te wijken naar eigen smaak en ervaring.

    Let op: Een té breed stereobeeld gaat gepaard met een verzwakt center. Merk je dat je elementen in het midden van je mix vaak te luid zet? Dan zou het kunnen dat je setup te wijd staat.

  • Waarom gaat zingen in sommige ruimtes moeilijker dan in andere?

    Het korte antwoord

    Zingen gaat makkelijker in ruimtes met veel akoestische steun. Zijn er weinig reflecterende vlakken in de buurt, dan horen we onszelf minder goed én kost het meer moeite om eenzelfde zangvolume te bereiken.

    Het lange antwoord

    Omdat sommige ruimtes geluid minder sterk terugkaatsen dan andere. Met minder reflecties klinkt wat we doen stiller en voelt zingen zwaarder aan. Met meer sterke reflecties klinkt wat we doen vanzelf luider. Dit wordt ook wel akoestische steun genoemd: de mate waarin je omgeving je stem luider doet klinken.

    Van badkamer tot theaterzaal

    Wanneer we zingen, baseren we ons op wat we horen om onze stem bij te sturen. Ook de kracht waarmee we zingen, stemmen we intuïtief af op wat we terughoren uit de ruimte. In een omgeving die veel geluid reflecteert klinkt onze stem vanzelf al luider. Denk bijvoorbeeld aan zingen onder de douche. Daar waant iedereen zich algauw Pavarotti. 😁

    In een ruimte zonder nabije reflecterende steunvlakken moeten we juist meer kracht zetten om hetzelfde volume te halen. Dit komt bijvoorbeeld voor in open lucht, in hele grote zalen, of in ruimtes met veel tapijt en gordijnen.

    De ideale ruimte biedt net genoeg akoestische steun om jezelf en de anderen goed te horen. In akoestiek voor concertzalen bijvoorbeeld wordt gestreefd naar een niveau tussen 85 en 90 dBSPL bij forte. Is er te weinig steun, dan voelt het alsof je alleen staat te zingen of jezelf niet hoort. Bij te veel steun worden forte en fortissimo passages pijnlijk, en zelfs schadelijk voor je gehoor.

    Zelfs professionals laten zich hieraan vangen

    Wat vaak voorkomt, is dat we repeteren in ruimtes met veel akoestische steun, maar optreden in ruimtes met weinig steun. Dit zorgt ervoor dat we op het podium voor een onaangename verrassing komen te staan. We moeten plots veel harder zingen dan we gewend zijn.

    Dit geldt trouwens niet alleen voor zang, maar voor alle instrumenten. Zachtere instrumenten hebben meer akoestische steun nodig dan luidere instrumenten. Daarom is het belangrijk dat de akoestiek van een oefenruimte is afgestemd op de muzikanten die er spelen.

  • Maakt het uit of ik mijn speakers horizontaal of verticaal opstel?


    Het korte antwoord

    Ja, het maakt uit. Maar niet veel.


    Het lange antwoord

    Wie luistert naar een set speakers om bronmateriaal inhoudelijk of technisch te beoordelen is gebaat bij een zo eerlijk mogelijke weergave. Het hele circus aan speaker design, optimale plaatsing en akoestische behandeling van de luisteromgeving heeft als doel om de hoeveelheid vervorming tot het absolute mogelijke minimum te beperken. Dus, ben je een eerder ‘casual’ recreatieve luisteraar, en ben je van plan om rond te lopen tijdens het luisteren, dan maakt precieze plaatsing en oriëntarie nog amper uit.

    Voor kritisch en analytisch luisteren daarentegen, is het andere koek. Sowieso kan je objectieve beluistering enkel beleve’ in de sweetspot: dé plek of zone in de ruimte waar het klankbeeld werd geoptimaliseerd voor minimale vervorming van spectrum, articulatie en stereobeeld. De mate van bewegingsvrijheid die je hebt, zonder afbreuk van dit ideaal, hangt onder meer af van het spreidingspatroon van je speakers.

    Neem bijvoorbeeld de Neumann KH120 II:

    Deze speakers zijn ontworpen voor een verticale opstelling. De horizontale spreiding laat zien dat je tot 40° naar links of rechts kunt bewegen zonder dat de klankkleur merkbaar verandert. Maar als je verticaal beweegt – door je knieën zakt of op je tenen gaat staan – is dat een ander verhaal. Vanaf 20° off-center krijg je een hoorbare terugval net onder 2 kHz.

    Daartegenover staan speakers zoals de Genelec 8331A:

    Hier maakt het veel minder uit of je ze verticaal of horizontaal opstelt. Hun spreidingsdiagram laat zien dat de klankkleur in alle richtingen stabiel blijft tot 45° off-axis.

    Dus ja, er is technisch gezien een verschil tussen horizontale en verticale opstelling. De vraag is niet of het invloed heeft, maar hoeveel invloed het heeft – en of dat in de praktijk hoorbaar is.

    Conclusie

    Wil je een setup voor kritische beluistering, beweeg je vaak tijdens het luisteren én wil je je speakers horizontaal opstellen? Dan is het slim om extra aandacht te besteden aan het spreidingspatroon van de speakers die je kiest.

    Voor alle andere situaties? Valt best mee. 😎